Tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV) van Kleindier Liefhebberij Nederland (KLN) van 18 juni jl. is de “Welzijnsleidraad voor het houden en fokken van rascavia’s” door haar leden goedgekeurd.

Deze leidraad is opgesteld door de commissie Dierenwelzijn & Wetgeving in opdracht van het hoofdbestuur van KLN. De conceptversie is door de Diertechnische Raad beoordeeld en van input voorzien en vervolgens in de Algemene Ledenvergadering vastgesteld. Elke 3 jaar wordt de leidraad indien nodig herzien.

In deze leidraad wordt uiteengezet welke voorwaarden gelden voor het diervriendelijk houden van rascavia’s. Deze leidraad dient als zelfregulering voor de georganiseerde rascaviahouderij. Dit met inachtneming van het wettelijk kader van de Wet Dieren en overige wettelijke bepalingen waaraan men zich ten alle tijden moet houden. Het uitgangspunt is dat moet worden voldaan aan de vijf vrijheden van Brambell met daarbij het behoud van integriteit van het individuele dier, die ook de basis voor de huidige wetgeving vormen:

  • dieren zijn vrij van honger en dorst. Ze hebben gemakkelijk toegang tot vers water en een adequaat rantsoen;
  • dieren zijn vrij van ongemak. Ze hebben een geschikte leefomgeving inclusief onderdak en een comfortabele rustplaats;
  • dieren zijn vrij van pijn, verwonding en ziekte. Er is sprake van preventie en een snelle diagnose en behandeling;
  • dieren zijn vrij van angst en stress. Er is zorg voor voorwaarden en behandelingen die geestelijk lijden voorkomen;
  • De dieren zijn vrij om natuurlijk gedrag te vertonen.

Om aan deze vrijheden te voldoen gelden er voor het houden van rascavia’s de volgende

criteria:

  • Een bij de dieren passende huisvesting. Alleen dieren en diersoorten die elkaar verdragen mogen bij elkaar gehouden worden in één onderkomen.
  • Geen beperkingen in huisvesting waardoor bij beweging en uiting van gedrag pijn, verwondingen of stress kunnen ontstaan.
  • Een aan de dieren aangepaste voeding en verzorging.
  • Dat de fokker voldoende kennis heeft om vitale en niet-vitale dieren te herkennen en weet hoe vitaliteit onder zijn/haar dieren bereikt kan worden. De fokker weet welke passende maatregelen genomen moeten worden bij niet-vitale dieren en hoe niet-vitale dieren voorkomen kunnen worden. Een passende maatregel kan ook het inschakelen van hulp van een dierenarts, een deskundige collega-fokker of de rasvereniging zijn.

De volledige Leidraad is te vinden via de deze link